1. 20/08/2019

    The National: ravages, relaties en ravijnen ★★★★★

    Gouden zet van The National om de fans te laten beslissen over de songs voor dit twintigjarige jubileumconcert. Zo beleefden ze niet alleen de aanloop extra intens, ook tijdens de show zat iedereen tussen elk nummer door gespannen af te wachten wat zou volgen. Zodra ze intro’s herkend hadden, zagen we mensen elkaar highfiven: yes, dit spelen ze dankzij mij! Of zoals het klonk in ‘Rylan’: “Everybody wants to be amazing.”

    Instanews image
    © Koen Keppens — The National at Pukkelpop 2019 by Koen Keppens

    Wat een opener trouwens: een nummer dat pas dit jaar op plaat belandde nadat het jarenlang had gesluimerd in de setlists van The National. Fans hebben er al kinderen naar vernoemd, maar of dat een goed idee is, kon je op basis van de tekst betwijfelen. Zeker, er sprak tederheid uit, maar tegelijk hintten de lyrics naar zelfmoord en leek die Rylan iets vreselijks te hebben uitgehaald – of was hij het van plan.

    Nu ja, bij deze band zitten duisternis en dubbelzinnigheid altijd mee op de achterbank, en in de volgestouwde Marquee bleek ‘Rylan’ evengoed een archetypische National-song: klein beginnen, met een bijna mechanisch ritme van de broers Scott (bas) en Bryan (drums) Devendorf, om dan laagje per laagje toe te voegen tot er iets monumentaals ontstaat. In de handen van mindere goden zou zoiets een trucje kunnen worden, maar het knappe bij The National is juist dat ze telkens iets anders in de constructie uitlichten.

    Zo was Bryan Dessner in ‘I Need My Girl’ met twee gitaren in de weer, één om zijn hals en één die hij Thurston Moore-gewijs over de grond sleepte. Wie het ongemak in deze song – ‘wat in je hoofd omgaat’ versus ‘wat je aan je medemens toont’ – niet uit de tekst haalde, kreeg het via de gitaarnoise wel mee. In ‘Conversation 16’ onderstreepten mistroostige blazers en de zang van Kate Stables het gevoel van een relatie die uit je handen glipt, en in ‘England’ deden ze hetzelfde met het idee dat er altijd een onoverbrugbare afstand blijft tussen jezelf en een ander. Dat thema keerde terug in het prachtige ‘Light Years’ uit het recente I Am Easy to Find, meteen een bewijs dat het publiek de band blijft volgen én feilloos de pareltjes uit zijn platen vist.

    Instanews image
    © Koen Keppens — The National at Pukkelpop 2019 by Koen Keppens

    Matt Berninger mocht dan wel zingen over ravages van relaties en ravijnen tussen mensen, zelf deed hij er opnieuw alles aan om zijn fans zo dicht mogelijk bij zich te krijgen. Stond hij hen niet schreeuwend aan te moedigen (zowat elk nummer), dan dook hij wel het publiek in (‘Mr. November’) of hing hij over de eerste rijen te zingen (‘Terrible Love’). Het blijft trouwens een opmerkelijke metamorfose: van mensenschuwe neuroot die niet op een podium kon functioneren zonder een fles rood leeg te drinken (niet toevallig haalde ‘All the Wine’ de set), ontpopte Berninger zich tot een volksmenner die à la Nick Cave op zijn fans leunt. Die fans bleken trouwens van het bescheiden type – als ze Berningers microfoonkabel mochten vasthouden tijdens zijn excursie in het publiek, waren ze al bij.

    Het is juist dat Berningers nieuwe rol – in ‘Bloodbuzz Ohio’ hing hij het kalf uit, zodat niemand in de tent zich nog moest generen – wat van de vroegere spanning en onvoorspelbaarheid wegnam, maar je kreeg er véél voor terug. Wie in de Marquee zijn pijnlijke volwassenwording van zich afbeet in ‘Mistaken for Strangers’, of meezong met doorbraaksong ‘Fake Empire’ (opgedragen aan de crew) en de onversterkt gebrachte setsluiter ‘Vanderlyle Crybaby Geeks’ weet wat we bedoelen: The National weet van massamomenten toch intieme gebeurtenissen te maken, waarbij iedereen zijn eigen twijfels en misère projecteert op Berningers teksten.

    Trouwens, ook al hadden de fans een haast perfecte greatest hits samengesteld, toch zaten er nog verrassingen in de set. Zo waren we helemaal vergeten hoe hard ‘This Is the Last Time’ in je nekvel kan bijten (“Oh, but your love is such a swamp / You don't think before you jump / And I said I wouldn't get sucked in”), en hoe goed The National in zijn begindagen al kon zijn: ‘About Today’ bleek met zijn onrustige gitaartje een verborgen schat uit de oude Cherry Tree-ep (2004), en bood Berningers om iedereen in België te bedanken voor de jarenlange steun aan zijn band.

    Tot slot nog een pluimpje voor een officieus groepslid: Carin Besser, de vrouw van Berninger, die zijn teksten meeschrijft. Zij was er niet bij in Kiewit, maar ze zorgde wel voor de twee mooiste momenten van dit fabuleuze slotakkoord van Pukkelpop 2019. De hartverscheurende roman-in-drie-minuten ‘Carin at the Liquor Store’ werd aan haar opgedragen, en er was dat stukje ‘Slow Show’ waarin Aaron Dessners’ piano op de voorgrond trad en Berninger zijn vrouw toezong: “You know I dreamed about you / For twenty-nine years before I saw you.” Wereldklasse. (pc)

  2. 20/08/2019

    Twenty One Pilots: wild, bombastisch, spectaculair ★★★☆☆

    Twenty One Pilots sloot Pukkelpop af met een wilde, bombastische, spectaculaire show: zanger Tyler Joseph en drummer Josh Dun staken een auto in de fik, kropen op de PA-toren en zwierden een drumstel in het publiek. Vraagt een mens zich af: wat als die andere negentien er óók nog eens bij waren geweest?

    Instanews image
    © Stefaan Temmerman — 20190818 Kiewit Belgium - Pukkelpop 2019 Twenty One Pilots

    Mensen die al een lening hebben lopen, zullen Twenty One Pilots wel nooit begrijpen: dit is muziek voor en door jonkies. Ze spelen niet één genre, maar alle genres. En telkens zoeken ze de grenzen op. De stukjes metal worden gescreamd, de raps flitsen aan Eminem-tempo, de ballads krijgen als intro ‘Für Elise’ van Beethoven. De legende wil dat Twenty One Pilots ooit eens een sliertje subtiliteit in hun studio hebben ontdekt, en dat ze toen voor de veiligheid maar meteen het hele kot hebben platgegooid met een bulldozer.

    Dat ‘Fast & Furious’-achtige gebrek aan finesse zorgt er wél voor dat hun liveshows altijd rázend leuk zijn. Tijdens het eerste nummer - bij opkomst vielen er een paar meisjes, Billie Eilish-gewijs, in katzwijm - werd al letterlijk een Cadillac in de fik gestoken. Op een ander moment ging Tyler Joseph een durum bestellen aan de andere kant van het terrein, om terug op te duiken op het metershoge dak van de PA-tent. Zomaar! En Josh Dun vond het plots nodig om zijn op een grote plank gemonteerde drumstel op het publiek te zwieren en daar op de kickdrum te beginnen stampen: de arme jongen die daar vlak onder zat, zijn ze nog altijd aan het uitgraven. Moest er ergens een brandende hoepel voorhanden zijn geweest, de gasten hadden er zó door gesprongen als ze dachten dat dat het publiek zou entertainen.

    Soms was al dat heen-en-weergeloop wat véél. Na twee songs ging Joseph al een nieuw hemd aandoen, dat hij dertig seconden later over z’n hoofd drapeerde, om dan te kiezen voor een grote zonnebril en een ukelele - terwijl hij er met zijn vissershoedje echt al wel belachelijk genoeg uitzag. Er werd een trompet bovengehaald en na twee noten weer weggestoken. Stukje piano en dan iets anders: muziek aan de snelheid van een Tinder-swipe. Er waren dansers in hazmat-pakken en gasmaskers, maar wie net met z’n ogen knipperde, heeft ze waarschijnlijk niet gezien... Terwijl: er hoeft heus niet élke minuut iets nieuws te gebeuren om de aandacht van een publiek vast te houden: soms volstaat het om gewoon te spélen. Vraag maar aan opa!

    Instanews image
    © Stefaan Temmerman — 20190818 Kiewit Belgium - Pukkelpop 2019 Twenty One Pilots

    Want als er, zo af en toe, tussen de trommels en de confetti, een streepje muzíék weerklonk, dan viel meteen op dat Twenty One Pilots al veel straffe songs op hun conto hebben, én dat ze die opzwepend kunnen brengen. Wat kon je afdingen op ‘The Hype’, ‘Jumpsuit’, ‘Stressed Out’, ‘Ride’ of ‘Chlorine’? Als je zulke singles hebt, is het toch ook niet nodig om terug te grijpen naar easy wins als ‘Seven Nation Army’ of ‘Bad Boys for Life’? En dan zwijg ik nog over dat stukje Dimitri Vegas & Like Mike dat de sfeer brak op het moment dat ze écht op dreef waren. Alsof uw lief tijdens het vrijen opeens zou zeggen: ‘En nu tijd voor het schuurpapier!’

    Als het afsluitende vuurwerk, dat een einde maakte aan vier dagen ontucht op industriële schaal en uw dienaar moe maar voldaan terug naar het rusthuis stuurde, bij één groep paste, dan wel deze. Kleurrijk, stemmig, vol ontploffingen.

    Twenty One Pilots: het optreden was goed, de show was beter. (vvp)

  3. 20/08/2019

    Jeff Mills & Tony Allen: beatpioniers besnuffelen elkaar ★★★☆☆

    De ene zag er in zijn strakke pak uit als Geoffrey, de butler in The Fresh Prince of Bel-Air, de andere leek met zijn malle hoedje een senior die de stadsduiven gadeslaat van op het balkon van zijn serviceflat. Maar samen vertegenwoordigden Jeff Mills (59) en Tony Allen (79) in de Castello wel degelijk een indrukwekkend stuk beatgeschiedenis.

    Instanews image
    © Francis Vanhee — Jeff Mills & Tony Allen, Pukkelpop 2019, Dag 4, zondag, Francis Vanhee

    Een halve eeuw geleden klutste drummer Tony Allen in Lagos, Nigeria onder impuls van Fela Kuti jazz, funk, highlife, Yoruba en andere Afrikaanse stijlen bij elkaar tot een nieuw genre: afrobeat. Twintig jaar later was Jef Mills een van de uitbeenders die de Detroit techno aan zijn spartaanse reputatie hielp. En nog eens drie decennia verder stemden de heren hun grooves op elkaar af in Kiewit, waarbij de Franse jazztoetsenist Jean-Philippe Dary fungeerde als sfeerbeheerder en levende pitch-control.

    Dansen, dansen, dansen in de laatste uurtjes van Pukkelpop 2019? Ja, maar niet op het tempo van de duckfacedames en de blotebastbrigade: Allen en Mills serveerden geen beatsalvo’s met op tijd en stond een climax om de handjes bij in de lucht te gooien. Als ware pioniers bleken ze nog altijd de grenzen van hun geluid te verkennen: Allen roffelde losse ritmes uit de pols, Mills hamerde élke bas- en beatklank ter plekke uit zijn machinerie terwijl Dary warme Herbie Hancock-texturen speelde.

    Het was zoeken, aftasten en elkaar besnuffelen, maar na een halfuur had je ineens door dat Mills en Allen je al de hele tijd aan het dansen hadden – met de voeten in Lagos, het hoofd in Detroit en de rest van je lijf daar ergens tussenin zwalpend. Bleek dat de muziek ongemerkt crescendo was gegaan en blééf gaan. Waar die lekkere vibe nu vandaan kwam en waar hij precies naartoe ging, was onduidelijk – maak hier indien gepast de vergelijking met je eigen leven – maar dat je er nog even in wilde blijven hangen, was kristalhelder.

    En toen was het, vrij abrupt, voorbij. Een al te bruusk slot? Ach, wacht tot de maandagblues en de festivalfantoompijn je straks onverhoeds in de tang nemen. (pc)

  4. 20/08/2019

    Johnny Marr: wie alles heeft, heeft geen reden om melancholisch te zijn ★★★★☆

    Een moeilijk door te komen wolk aan jeugdige nonchalance trok richting hoofdpodium, waar Twenty One Pilots op geheel bijdetijdse wijze een einde zou breien aan Pukkelpop 2019, maar wie door de jaren heen noodgedwongen een stukje van die jeugd had ingewisseld voor kwaaltjes als melancholie, stond ondertussen in de Club.

    In dat kleine uithoekje van de wei had zich namelijk een handjevol mensen verzameld die ettelijke decennia geleden een gat in het hart geprikt kregen door The Smiths: jongens die de liefde bezongen, maar altijd met de ellebogen naar buiten. Dat groepje mensen was gekomen om Johnny Marr te zien, de man die medeverantwoordelijk was voor hun geleden schade, want het was hij die de door een stervensadem gedragen verzuchtingen van Morrissey destijds die onsterfelijke gitaargalm geschonken had.

    Instanews image
    © Koen Keppens — Johnny Marr at Pukkelpop 2019 by Koen Keppens

    Hoe het vandaag met Morrissey gaat, weet iedereen. Als hij geen optredens op het laatste nippertje schrapt, dan haalt hij koppen met een vervelende kramp in zijn rechterarm die hem er allesbehalve sympathieker op maakt. Het gevolg zou alleen maar sensatie en spot zijn, ware het niet dat met elke oprisping Morrissey weer een nieuw raam uitgooit bij mensen die vurig hoopten ooit The Smiths nog eens in levenden lijve te kunnen zien somberen. Het mocht niemand verbazen dat een groot deel van de opkomst in de Club bestond uit zulke mensen: natuurlijk zagen ze wel iets in de nummers die Johnny Marr gemaakt had in de vele jaren na The Smiths, en die verzameld staan op platen als ‘Playland’ en, recent nog, ‘Call the Comet’. ‘The Tracers’ bijvoorbeeld, dat als eerste de tent in werd gestuurd, of het nog nieuwere ‘Armatopia’: verdienstelijke nummers, maar het is deksels moeilijk om er details over op te diepen uit de paar krabbels die we hebben overgehouden aan Marrs optreden, omdat we tussen de twee, in grote letters, ‘Bigmouth Strikes Again’ gekrast hebben.

    Zo zou het wel vaker gaan: na ‘Armatopia’ volgde Marrs eigen ‘Hi Hello’, maar de herinnering daaraan blijkt bij het terugdenken overbelicht door ‘How Soon Is Now’, dat meteen erna kwam, en door hoe volwassen mannen voor onze ogen elkaar in de armen vielen bij die eerste wapperende gitaarnoten, en hoe ze in het refrein een verzuchting kwijt konden die ze elders angstvallig voor zich hielden: I am human and I need to be loved. Een uurtje later zou ‘This Charming Man’ zo een slagschaduw werpen over het nochtans uitmuntend gebrachte ‘Easy Money’ dat erna kwam, van al van Marrs solonummers als beste onthaald - misschien was dat omdat de euforie nog nazinderde.

    Het is vast een zegen en een vloek tegelijk, iets gemaakt te hebben dat levens kleur gegeven heeft - en vooral om daarna dan te willen blijven maken. Maar Johnny Marr stond goedgeluimd in de Club, en had zelfs zin in gedol toen hij vroeg om verzoeknummers. ‘Nee, ‘Enter Sandman’ ken ik niet’: stel je voor dat hij het wel gekend had. In ruil speelde hij een flard ‘Fly Like an Eagle’ van Steve Miller Band, met de belofte dat hij de volgende keer ook het refrein zou spelen.

    Aan het eind van het uur lag ‘There’s a Light That Never Goes Out’ te wachten, door Marr opgedragen aan iedereen die bij hem in de tent stond. ‘Maar aan niemand anders, niemand aan de andere podia, alleen jullie’: het klonk als een geheim, hoewel er hoegenaamd niets heimelijks is aan verlangen. Het is zelfs erg menselijk, net zoals het besef dat je soms overviel tijdens al die euforie die Marr wist op te roepen: niemand zingt Morrissey zoals Morrissey, zelfs Johnny Marr niet. Al was hij, ook op Pukkelpop, wel de beste vervanger die je je kon inbeelden. Je moest het er mee stellen, en dat lukte. Want wie alles heeft, heeft geen reden om melancholisch te zijn. (tr)

  5. 20/08/2019

    Prophets of Rage: Make Pjoekelpop rage again ★★★★☆

    ‘Make Pjoekelpop rage again’: Prophets of Rage kwam op huisbezoek bij de samenleving, nam de temperatuur op, en noteerde koorts. Gelukkig lieten de heren ook een voorschrift achter: ‘Eén schop onder de kont, driemaal daags, herhalen tot beterschap optreedt’.

    Prophets of Rage is een groot deel Rage Against the Machine, een aanzienlijk deel Public Enemy en een deeltje Cypress Hill: drie groepen waarvan geen enkele ooit gevraagd zal worden om op de opendeurdag van hun plaatselijke politiekorps op te leuken. Die optelling leidt tot een zeldzame supergroep die wérkt, en wel omdat alle deelnemende partijen onderling afgesproken lijken te hebben dat hun gezamenlijke ego’s van ondergeschikt belang zijn vergeleken met de gemeenschappelijke vijanden die ze gezworen hebben te bekampen in hun in bloed ondertekende en vervolgens tot een blunt opgerolde beginselverklaring: lankmoedigheid, en laissez-faire in het licht van schaterende onrechtvaardigheid.

    Instanews image
    © Stefaan Temmerman — 20190818 Kiewit Belgium - Pukkelpop 2019 Prophets of Rage

    Twee jaar geleden deed Prophets of Rage de Werchter-wei nog aan, en met die passage in het achterhoofd leek er in Pukkelpop niet bijster veel gemorreld aan de modus operandi: men neme een greep uit de indrukwekkende back catalogue van alle aanwezigen - gebràcht door alle aanwezigen - voege er één à twee nieuwe nummers aan toe (‘Unfuck the World’, voortgestuwd door een zich in het zweet werkende Tim Commerford, en ‘Heart Afire’), en men kijke toe hoe het resultaat vervolgens begint te bruisen tot het onvermijdelijk openknalt.

    Je vergeeft Prophets of Rage dat ze al enkele jaren toeren met dezelfde, voorlopig enige, langspeler, omdat, eerlijk is eerlijk, niemand écht gekomen is voor wat er op die langspeler staat. Niet als je - nog eens - leden hebt van én Cypress Hill én Rage Against the Machine én Public Enemy, en niemand van die drie groepen bovendien per dure advocaat aan de rest heeft meegedeeld dat ze verzet aantekenen tegen karaoke spelen met hun liedjes. Zo kwam het dat je Rage-klassiekers als ‘Take the Power Back’ en ‘Sleep Now in the Fire’ vooral op punt gebracht zag door Chuck D. en B-Real, heren van stand die respectievelijk de lage en de hoge registers onder elkaar verdeelden. Op ‘Bulls on Parade’ zat ook al geen beetje sleet, en ‘Bullet in the Head’ kwam zelfs in een grand cru-editie, met Tom Morello - de gitarist van een generatie - die zijn solo met de voortanden speelde, en al doende een doorkruiste swastika op de achterkant van zijn gitaar flashte. Tot voor enkele festivalseizoenen was het nog voor de hand liggend dat je geen nazi’s aftrok in het openbaar, maar anno 2019 is zo’n doorstreept hakenkruis plots opnieuw een statement. Op de voorkant van diezelfde gitaar: het bekende ‘Arm the homeless’, Morello’s eigen startnota voor benarde tijden.

    Maar de koek was mooi verdeeld, en dus mocht Public Enemy de inspiratie leveren voor het openingsnummer (‘Prophets of Rage’), en tijdens een aan hen opgedragen medley (‘Hand on the Pump’, Can’t Truss It’, ‘Insane in the Brain’) kreeg ook Cypress Hill de eer die hen toekwam. Het voortreffelijke ‘How I Could Just Kill a Man’ leek zelfs alsof het gewoon geschreven was voor Prophets of Rage, en werd door B-Real aangekondigd met ‘This is a very old joint, but we’re gonna smoke it’. Geen verrassing: de eerste joint waar B-Real z’n neus voor ophaalt moet nog gerold worden. Enige minpunt misschien, opgetekend door iemand die nu eenmaal betaald wordt om professioneel in de soep te pissen: die ‘Jump Around’ van House of Pain aan het eind van die medley, mét sitdown, was die nodig? Met zo’n weelde aan nummers met renommé stond het al bij al wat lullig, zulke clichés.

    Wie er twee jaar geleden bij was in Werchter, wist welk slotakkoord zou volgen - wie er niet bij was ook: ‘Killing in the Name’, ingeluid door een flard ‘Fight the Power’. Het nieuwe en het oude testament van burgerlijke ongehoorzaamheid, gebundeld en uitgebracht in een handige, onverwoestbare pocketeditie. Een groep als Prophets of Rage is een barometer: zolang ze op het hoofdpodium staan, is het nog niet overàl zwaarbewolkt. (tr)