Muse: ★★★✩✩
De negende passage van Muse op Rock Werchter bracht gemengde gevoelens. Frontman Matt Bellamy (41) nam het publiek mee naar de toekomst, waar robotten heersen en mensen flikkerende pakken dragen. Zijn songkeuze stuiterde alle kanten op.
De drie Britten waren duidelijk naar België gekomen om hun jongste plaat Simulation Theory te promoten. Muse speelde liefst acht liedjes uit dat achtste album, verspreid over de avond. Op zich niets mis mee. Het is helaas niet hun sterkste worp, en het publiek kende de songs nauwelijks.
Er was vooraf een concert van 150 minuten aangekondigd. Muse liet op zich wachten en klokte uiteindelijk af op een kleine twee uur. Vooral in de finale won dit optreden aan consistentie en aan punten. Een gigantisch Alien-monster dook achter de band op, en Muse startte een medley die begon met ‘Stockholm Syndrome’ en eindigde in het heerlijke ‘New Born’. De volhouders werden zo toch beloond.
New Order: ★★★★★
Ik heb ooit een halve jeugd moeten wachten om New Order live aan het werk te kunnen zien, en de opwinding die ik die eerste keer voelde, bekruipt me nog steeds als ik ergens voor ze klaarsta. In The Barn op Rock Werchter was dat niet anders. New Order is hoog begonnen, en eigenlijk ging het alleen maar crescendo. Een soort live-gitaarremix van ‘Sub-Culture’, ‘Bizarre Love Triangle’, ‘True Faith’, ‘Temptation’, ‘Blue Monday’, en ‘Plastic’, een fenomenaal muzikaal eerbetoon aan de artiesten die ervoor hebben gezorgd dat New Order bestaat: Kraftwerk in de intro, Giorgio Moroder en Donna Summer in het midden, een streepje Detroit, en tot slot uiteraard New Order zelf.
En dan, nadat ze even van het podium waren gegaan, en het publiek The Barn aan het daveren had gezet, hadden ze nog tijd voor one more song. Twee keer raden. De woorden ‘Love Will Tear Us Apart’ verschenen op het scherm zoals ze destijds op de hoes van de maxi-single stonden, en van het lettertype alleen al kreeg ik kippenvel.
Hoe goed was New Order? Aargh, words cannot express… Wat een hondenjob.
Lees hier de volledige recensie
Lees ook: Dit waren de twaalf absolute hoogtepunten van Rock Werchter 2019
Mac DeMarco: ★★★★✩
De passage van Mac DeMarco en band op Rock Werchter 2019 was weird, rommelig, verneukeratief, onaangepast, onnozel, vorm- en doelloos, maar ook aanstekelijk, hilarisch, inspirerend, zonder meer mooi en redelijk onweerstaanbaar.
Vaststelling 1: de Vlaming heeft Mac DeMarco (nog) niet in de armen gesloten. Vaststelling 2: eerder dit weekend omschreef ik de clownerieën en de volksmennerij van Macklemore als ‘oké’ en ‘hij probeert ook maar een feestje te bouwen’ - maar wát een verschil met de manier waarop DeMarco het aanpakt.
Underworld: ★★★★☆
Is er een moeilijkere taak dan op te boksen tegen de klepper die een vierdaags festival mag afsluiten? Zit een minderheid van een doodvermoeide menigte te wachten op een danceduo dat vooral in de periode rond 1996 en later diepe littekens groef in de herinneringen van de mens? Het zijn misschien geen prangende levensvragen, maar ze doen er wel toe.
Omdat wij u een antwoord verschuldigd zijn: ja en ja. Je voelde al de hele dag aan de magere opkomst in de tenten dat Het Volk zat te wachten op een bepaalde groep. Die groep zou zoals te verwachten Muse zijn, en niet Underworld. Maar dat de Britse dancepioniers Karl en Rick in 2019 zó veel volk op de been zouden krijgen? Daar hadden wij het zakgeld van onze mémé niet op durven inzetten.
Amyl and the Sniffers: ★★★☆☆
Nadat Greta Van Fleet in het bed van de Main Stage had gekakt, was het gelukkig nog de beurt aan Echte Rockers: Amyl and the Sniffers zijn Australiërs uit de pubs down under die een rauw ei drinken bij hun bier en waarvan zelfs de sound engineer een Jean-Claude Van Damme-waardige mullet heeft.
Dichtst in de buurt liggende genre? Punk. Typerend stukje tekst? ‘I don’t give a fuck, not a single fuck, not a single solitary fuck.’ Moment van de show? Thibault Christiaensen van Equal Idiots en Bouba van Studio Brussel die als een pingpongbal over het publiek werden geketst. Die energie, die frontvrouw (een soort Harley Quinn uit een bikerbar), dat tempo: meer dan twintig nummers aan nog geen drie minuten per stuk.
Kleine bedenking nog: Amyl and the Sniffers is een klein beetje zoals masturberen - hartstikke leuk, maar een uur aan een stuk is misschien wat vermoeiend. En dan? Het publiek wilde een afsluitend feestje: bij wijze van respons duwde Amyl and the Sniffers een brandende staaf vuurwerk in hun keel. Knallen! En dan? Slapen! (vvp)
Greta Van Fleet: ★☆☆☆☆
Processierupsen veroorzaken jeuk, huiduitslag en irritaties aan ogen en luchtwegen. Bij Greta Van Fleet moeten er dan wel érrug veel van die beesten in de lucht hebben gehangen.
Greta Van Fleet is gegroeid aan het tempo van Guy Van Sande op een kinderboerderij: eerst waren ze nergens, dan stonden ze in de AB Club, dan in de grote zaal, en dan in de Lotto Arena - maar die tour moesten ze afzeggen wegens totale uitputting. Probeer het maar eens: de wereld veroveren met vier jonkies van twintig jaar en om en bij de drie songs. En nu al op die Main Stage van Rock Werchter, als Redders Van De Rock. Kent u The Darkness nog, in 2004 ook op Werchter? Flashbackske.
Moest Greta Van Fleet, buiten die aimabele groepsnaam, nu ook nog de songs hebben... In het begin ging het. ‘Safari Song’ was het enige beknopte en bescheiden rocknummer van de avond, onder de vier à vijf minuten. ‘Black Smoke Rising’ had het meeste potentieel om een Werchter-wei mee te krijgen, vooral dankzij gitarist Jake Kiszka - een aas in een spelletje Uno - ook al bleef iedereen betrekkelijk stil. ‘Highway Tune’ was rechttoe-rechtaan, aangenaam, tot zanger Josh Kiszka eindeloos ‘na-na-na-na-na’ begon te herhalen en de band een pijp peyote opstak. In de nummers nadien bracht Josh ook variaties op ‘yeah-ea-ea-ea-eah’, ‘aaaaaa-aaaaah’ en, Robert Plant-gewijs, ‘oh mama!’ Maar hij had wel een leuk seventiesoutfitje aan. Een echte hardrockzanger zoals ik, wanneer ik rode Speedo’s draag, een echte Superman ben.
Hoe langer het duurde - en let’s face it: 75 minuten krijg je met één plaat niet gevuld, zeker niet als die plaat ‘Anthem of the Peaceful Army’ heet - hoe meer er gerekt moest worden. Dan moest het resoluut in z’n eigen endeldarm duikende ‘Flower Power’ (catchphrase: ‘ma-ma-ma-ma-ma’) opeens een ongoddelijke vijftien minuten duren. Idem voor Labi Siffre-cover ‘Watch Me’, maar daar was het ‘da-da-da-da-da’. Mijn driejarige neefje zei vorige week ook al zoiets, maar die verdient daar geen miljoenen mee. En dat bleef maar neuzelen. Ik hoorde meer gefriemel dan tijdens die eerste keer, in 2003, dat de rups z’n dak dichtdeed op de kermis van Boechout! (vvp)
Dit concert hanteerde blijkbaar hetzelfde devies als de madam van een gemiddeld bordeel: er kon altijd méér gesuckt worden. Niet alleen de songs schoten te kort, of werden te lang uitgerokken, of gingen even naar de bakker om een vers brood, maar de geluidsmix liet het óók afweten. De trilling van de bas leek een noodsignaal naar Jupiter te willen sturen. En ginder beven ze er nóg van.
Greta Van Fleet is echte Led Zeppelin - om de naam toch maar één keer te laten vallen - zoals de ‘Bohemian Rhapsody’-film echte Queen was. Amateurschilders die een zonsondergang proberen te vatten met fluostiften. Als Apple ooit een hardrock-lijn lanceert, dan is het dít. (vvp)
$uicideboy$: de karikatuur is op ★★☆☆☆
“I’ll leave a pussy wet / I’m a fucking vet / I’m a motherfucking threat”. $uicideboy$, uit New Orleans, doet het testosteron koken van de op moshpits beluste teens en twens in Klub C. Zijn op mastodontpoten voortdenderende horrortrap verhit de gemoederen aardig. Alsof we tussen de spionkop van Anderlecht staan. ‘t lijkt een gezonde voedingsbodem voor machismo en misogynie. Maar laat dat de pret vooral niet drukken.
De ingrediënten? Twee boze white dudes en een laptop-dj, samples van metalgitaren, teksten vol razernij en frustratie: Limp Bizkit en Insane Clown Posse zijn soms niet veraf. De tent zit afgeladen vol maar da’s misschien omdat Greta Van Fleet op het hoofdpodium staat te kwelen.
Het rot-agressieve trio bezorgt de oververhitte kids die boos zijn op papa, mama, meester Geert of tante Rita de gewenste ontlading. Niks meer, niks minder. ‘t is een kwartier lang entertainend, maar uiteindelijk blijkt $uicideboy$ te eendimensionaal om te kunnen blijven boeien. Sorry jongens, het vat is af, de karikatuur is op. (svs)
Ibibio: Komaan met dat lijf! ★★★★☆
Voor hét zomergevoel op de laatste dag van Werchter moest je bij de afrobeat van Ibibio Sound Machine zijn. Een heerlijke soulstem, blazers, conga’s en een funky bas palmden drie kwartier The Slope in. Blijven stilstaan bleek een onmogelijke opdracht.
Met zijn negen stonden ze bijeengepakt op het kleinste podium van Werchter. Daar maalde dit Britse-Afrikaanse combo niet om. Wat een bravoure, wat een sfeer! Zangeres Eno Williams toonde zich een kruising tussen Patti Labelle en Aretha Franklin. Ze werd muzikaal bijgestaan door voluptueuze zingende danseressen, rake percussie, vingervlugge gitaar en heerlijk zoete sax en trombone.
In Ibibio Sound Machine komt de wereld samen. Gitarist Alfred Bannerman is afkomstig uit Ghana, percussionist Anselmo Netto een Braziliaan en de frontvrouw een Britse, die het grootste deel van haar jeugd in Nigeria doorbracht. Bij de Ibibio-stam. Vandaar de groepsnaam.
Deze feestbende kwam vers over uit Glastonbury. Blij dat ze de afslag naar Werchter kozen, in plaats van die van Couleur Café. Met Doko Mien hebben ze net een derde plaat uit. Single 'Wanna Come Down' bracht een fijn streepje electro in de beat, die aan Special AKA deed denken. Williams zong afwisselend in het Engels en Nigeriaans, en had bij 'Tell Me' ook een boodschap. Het lied handelt over de Nigeriaanse meisjes die door terreurbeweging Boko Haram werden ontvoerd en ingezet als huisslavinnen.
"Waarom kunnen we niet vrij zijn?", wou Williams weten. Dat vrijheidsgevoel heerste gelukkig wel aan The Slope. 'The Power of 3' zat vol vingervlugge conga's, vette gitaren en een frisse drumpartij. Drie kwartier van deze muziek bleek nét voldoende om met een goed gevoel en een lekker ritme de avond in te stappen. Zoals Raymond placht te zeggen: "Komaan met dat lijf. Gaan met dat lijf!" (WW)
Balthazar: Hoed af, dudes.★★★★★
Ik heb er achteraf twintig minuten over zitten nadenken, maar nee, er was werkelijk niks wat ik op de doortocht van Balthazar op de Main Stage van Rock Werchter aan te merken had. Een groep die maar blijft groeien en haast moeiteloos triomfeerde.
In de frontstage mocht je dan wel tussen de vrouwen van Balthazar staan, je zag er geen ene fuck. ‘Dat staat hier al den helen dag in de weg meneer,’ verontschuldigde een security-man zich. ‘Dat’ was het stadion-arsenaal van Muse, waarvan de immense spots zo’n zeventig procent van het zicht wegnamen, en de loopbrug de frontstage zelf tot vijf vierkante meter reduceerde.
Terug op de wei tussen het volk, where we belong, zagen we een groep die ons alles gaf wat we bij de groepen die ons tot dan toe op zondag beroepshalve voor de voeten waren gevallen – het waren, toegegeven niet de grote kanonnen: excuus, De Staat en Laurel – hadden gemist. Een geweldige ritmesectie, een bassist die ook leadpartijen uit de mouw kan schudden, een multi-instrumentalist die naar voren stapt wanneer nodig en zich voor de rest met een gereedschap naar keuze wegcijfert in de groepsmix, en twee frontmannen die steeds meer frontman zijn. En, in geen jaren meer gezien: vijf groepsleden die allemaal fantastisch kunnen zingen.
Jinte Deprez stak in iets turkoois op maat gesneden, Maarten Devoldere had iets sobers Hawaïaans om de schouders, bassist en drummer staken in t-shirt, de sidekick in het zwart: geen dresscode, maar samen toch een plaatje.
Devoldere zong ‘Wrong Vibration’ naar een hoogtepunt, Deprez volgde met ‘Bunker’, dan ‘Changes’ van Devoldere, ‘Fever’ van Deprez… . Balthazar op de Main Stage was eigenlijk het ene hoogtepunt na het andere. Een pluim ook voor de mix: in vier dagen geen groep gehoord die beter had geklonken.
Songs rekken, publieksmomentjes inlassen, met volk als Simon Casier, Michiel Bacaen en Tijs Delbeke in de rug kan je je dat allemaal permitteren in de wetenschap dat drive en swing met de vingers in de neus gevrijwaard blijven.
Omdat hij voelde dat het gewonnen spel was, waagde Devoldere zich tijdens ‘Changes’ met zijn microfoon tussen het publiek, waar hem een deugddoend ‘Werchter godverdomme!’ ontglipte.
Balthazar op de Main Stage: zelfs het outro- muziekje, ‘Moon River’ van Henry Mancini, was perfect. Hoed af, dudes.(jub)
Parkway Drive: een kleine rimpeling ★★★✩✩
Parkway Drive stond een uur lang tussen Yungblud en Balthazar geprangd, op de Main Stage van Werchter. Acts waar deze metalcoreband werkelijk niets mee gemeen heeft. Geen cadeau, besefte ook het Australische vijftal zelf. Parkway Drive smeet zich met vuur, bommen en zweet. Maar of het daarmee veel zieltjes won?
Parkway Drive was (opgelet: woordspeling) het spreekwoordelijke varken op de tang van Werchter. “Als jullie ons niet kennen, zing dan gewoon ‘yeah yeah yeah’ mee.” Brulboei Winston McCall probeerde met het aanstekelijke ritme van ‘Vice Grip’ de wei te overtuigen. In de voorste vakken hoste iedereen vrolijk mee, maar de rest stond er naar te kijken als koeien naar een voorbijrazende metaltrein. Je zag de zanger fronsend denken: wat doen wij hier eigenlijk?
Na hun machtige passage op Graspop 2018 en Vorst dit voorjaar was Parkway Drive nu ‘gepromoveerd’ richting Werchter. Niet op de vrijdag helaas, toen half Graspop nog kwam afgezakt voor Tool en co. Maar op de rustigere slotdag, in de namiddagzon. “We beseffen dat wij veruit de zwaarste band zijn die hier staat vandaag”, knikte McCall tegen zichzelf. Desondanks probeerden hij en zijn bende er een feest van te maken.
Parkway Drive kwam op met vlammende toortsen, een podium vol rook en McCall in een pelsen jas. Een statement dat duidelijk moest maken dat hier een metalband betrof. De groep startte met ‘Wishing Wells’ en ‘Prey’ uit hun jongste plaat Reverence, die vorig jaar de wereld werd ingestuurd. Een stalen vuist was dat niet meteen. ‘Dedicated’ pakte je heel wat steviger vast. Park Way Drive bouwde er een muur aan gitaren en vlammen, en kreeg een circle pit in ruil. De opgebouwde vibe zakte snel weg toen bij ‘Writings on the Wall’ drie violistes en een celliste de groep vervoegden. Voor een streepje Koningin Elisabeth-wedstrijd op de wei van de Schuer. Het bracht het peinzende publiek nog meer in vertwijfeling, en ook McCall wist er niet goed kiezen tussen grunten en een kopstem vol gruis. ‘Shadow Boxing’ leed aan dezelfde ziekte: het viel tussen melig en machtig.
Dan veel liever ‘Wild Eyes’. Gespeeld met een barrage aan dubbele basdrums en de vier bandleden op een rij vooraan. Het ‘oh oh’-refrein werd vlotjes overgenomen door het Werchter-publiek, en de gitaren gierden over de wei. Het bracht zowaar even een glimlach op de tronie van McCall. Dan werd de slotronde al ingezet. ‘Crushed’ startte met boeddhistische gezangen en een podiumbreed haardvuur. “Een zomerse barbecue”, noemde McCall het. Hij stond er bij te hijgen en zweten als een razend rund. Tijdens afsluiter ‘Bottom Feeder’ bleven de vlammen opgespaard tot het slot, en liet Parkway Drive een laatste keer de muziek spreken.
Twee slotbemerkingen: deze band wilde dichter bij de fans raken, maar de catwalk van Muse stond hen een uur in de weg. En vooral: was een passage in The Barn hier niet veel beter geweest? Het had in elk geval voor véél meer vuur- en weerwerk gezorgd tussen publiek en band. Nu zorgde hun passage op Rock Werchter slechts voor een kleine rimpeling.
De Lijn vervoerde meer dan 60.000 festivalgangers naar Werchter
Vanuit de stations van Leuven en Aarschot heeft De Lijn de afgelopen dagen tot dusver (tot zondagavond om 18.30 uur) in totaal meer dan 60.000 festivalgangers naar de festivalweide in Werchter gevoerd. ‘Omdat we ervan uitgaan dat al die personen ook met de bus terugkeren komen we uit op een totaal aantal van 120.000 vervoerde festivalgangers’, zegt Astrid Hulhoven, woordvoerster van De Lijn.
Dat zijn er een pak minder dan het recordaantal van 145.000 festivalgangers die vorig jaar vervoerd werden. Ook ten tijde van de natte editie in 2016 werden meer mensen vervoerd.
De vervoersmaatschappij zette dit jaar 45 extra bussen in vanuit de stations van Aarschot en Leuven naar de festivalweide.
Zeal & Ardor: met de kracht en verbetenheid van Delfine Persoon op poppers ★★★★☆
Speciaal! Als de zes van Zeal & Ardor, gehuld in zwarte monnikenkappen, het podium opstappen, weet je: fris en fruitig, this ain't gonna be. Maar de groep uit Basel, geleid en aangestuurd door de licht kierewiete Manuel Gagneux (die met zijn krullenbol), blijkt live een redelijk aangename verrassing.
'In Ashes' (met in het 'refrein': 'Burn the young boy, burn him good') was een mokerende binnenkomer, onthaald op goedkeurend gegrom van de in dichte drommen opgedaagde gitaarliefhebbers.
Ze vullen hun asgrauwe metal - zoals in 'Servants' en 'Come On Down', jagende rabauwen van rockers - aan met het geluid van chain gang-songs, blues, spirituals, soms een remspoor funk. Een experiment waarvoor Gagneux zich liet inspireren door een discussie op het internet, en één waar ze mee wegkomen zonder hun broek te scheuren. Ze hebben zelfs een meezinger: 'Blood In the River', waarvan de woorden 'A good god is a dead one' opvallend vlot in de mond liggen.
'Row Row', 'Don't You Dare', 'Baphomet'... Zeal & Ardor scheurde door hun veertig minuten met de kracht en verbetenheid van Delfine Persoon op poppers. Ze mogen dan wel van Basel komen, ik zie ze nog op Mars eindigen.(fvd)
Ry X: porseleinen folk, middelgrote barsten ★★☆☆☆
Er zijn nog zekerheden in het leven. Je kan er gif op innemen dat op elk alternatief festival een artiest rondloopt die maar al te graag Bon Iver had geheten. RY X heeft ook een zwak voor grote emoties en porseleinen folk met kleine en middelgrote barsten.
Ry Cuming, zoals de Australische belastingsdienst RY X kent, is zijn carrière net als Bonnie Bear gestart op z’n Tom Dice: he and his guitar. Door de jaren heen heeft hij elektronica ontdekt, wat tot geweldige zijprojecten heeft geleid. The Acid en Howling zijn er daar twee van, en die hebben zijn carrière bemoeilijkt: wat hij met bevriende artiesten maakt, blijft namelijk harder aan de ribben kleven dan zijn solowerk. Of dat was toch onze conclusie na zijn passage in een halflege KluB C.
Begeesteren is een vak apart. Allés moet meezitten: de ruimte, de sfeer, de songs. Je moet van uitstekende komaf zijn om indruk te maken in de situatie waarin RY X op Werchter was beland. Er was geen kat, en buiten maakte een Belgische band die zijn naam bij de voorzitter van FC De Kampioenen heeft ontleend indruk. Dat hoorde je zelfs tot ver ín KluB C. Dan mogen ‘Sweat’ en ‘Berlin’ nog wonderlijk weemoedig zijn, de barbecuesaus - hij is een Australiër, ziet u - pakte niet.
RY X maakt muziek voor mee te ontwaken, mediteren of de liefde te bedrijven, en er was nergens een yogamat of matras te bespeuren. Wie de man vorig jaar aan het werk zag in de AB, zag in Werchter een schim van die show. Het machtige ‘Howling’ kwam nog het dichtst bij de magie van toen. Het was verder knokken met je concentratievermogen om bij te les te blijven. Jammer voor RY X, jammer voor de mooie muziek die hij heeft. Geef ‘m een zaal, liefst niet te groot, en hij gaat met je hart aan de haal.
Rosalía - Gedurfd maar te hermetisch ★★★☆☆
Rosalía Vila Tobella uit Sant Esteve Sesrovires, nabij Barcelona, startte haar show met een hyperdramatische, gestileerde dansroutine waarvoor Beyoncé vast zou tekenen. Kortgerokte straatdanseressen in hagelwit draafden mee en etaleerden jerky moves tegen dreigende backlights. We hoorden klepperende handclaps (live gebracht door onopvallende achtergrond...euh...klappers) en zagen veel blingbling op de schermen - alsof we op de VMA’s van MTV te gast waren. Toegegeven: prachtige vondst van Rosalía zelf en choreograaf Charm La ‘Donna die al met Kendrick Lamar en Madonna werkte.
Bij ‘Barefoot in the Park’ (met James Blake op tape) glinsterde een lichttapijt op de backdrop dat voortdurend van kleur verschoot, als de weerspiegeling van een ondergaande zon in een oceaan, of een miljoen blinkende diamanten. Rosalía waagde het om vervolgens meteen al een onuitgegeven liedje te spelen, de minimalistische flamencopop van ‘Que no salga la luna’, waarin haar smachtende hoge zang voor uitzinnig gejoel bij het gefascineerde publiek zorgde. “Your energy’s so beautiful”, sprak de zangeres.
‘Catalina’, een klassieker in de Catalaanse folklore, van Manuel Vallejo, zong ze met een vulkanische passie en een pathos waar we een krop bij in de keel kregen, terwijl edelstenen in slowmotion over het videoscherm naar omlaagdruppelden. Eat that, casts van Familie en van Thuis! Dát is pas melodrama, zie!
Voor een popconcert was Rosalía’s show behoorlijk gedurfd. En helaas ook wat hermetisch. Niet alleen zong ze heelder lappen minder bekende liedjes a capella - in het Spaans uiteraard - ze liet haar stem ook bewerken met Bon Iver-achtige effecten of croonde langsheen zware industriële bastonen. Dan weer verraste ze met een traditionele flamencoroutine op logge technobasdrums. Haar arrangementen waren tergend minimalistisch. Haar muzikale vocabularium wellicht een acquiered taste voor wie zweert bij Westerse pop. Die radicale keuzes zorgden bij momenten voor vervreemding bij het publiek dat toch vooral loos ging wanneer óf flamenco óf hiphop duidelijk de boventoon voerden.
“Werchter, you still with me?” riep ze en u schreeuwde van yes, hoewel we daar niet zo zeker van zijn. Gelukkig doemden in de staart de hits op: J.Balvins ‘Con Altura’, het recente ‘Aute Cuture’ en doorbraakhit ‘Malamente’. Toppie, alleen genereerden ze in de tent geenszins de verwachte vervoering.
Rosalía was ongenaakbaar. Een universum op zich ook. Maar ze slaagt er vooralsnog niet in haar wonderlijke muzikale hybride naar een festivalpodium te vertalen. (svs)
Tamino? Tami-yes! ★★★★☆
‘Vocaal gezien heeft hij heel de wei opgekuist, punt,’ vatte fotograaf Stefaan Temmerman het samen. Hieronder wat aanvullende gedachten.
Nummer één: Tamino’s stem gedeit in alle registers, maar in de laagte vind ik hem het mooist. Het machtige ‘Cigar’ gebruikte dezelfde aansteker waar Leonard Cohen jarenlang zijn sigaretten mee aanstak. Nog méér Cohen in ‘Indigo Night’: ‘Imagine, the girls around town assemble / The traveler's son they come asking.’ Hoe Lenny in zijn leven nooit één keer zijn stem verhief, nooit één keer van tempo wisselde, maar wel altijd de diepte van een zinkgat suggereerde: dat kan Tamino op zijn best ook.
Nummer twee: mooie outfit. Dat zijn djellaba aldoor fotogeniek wapperde in de wind - niet mis in combinatie met die uit Grieks marmer gebeitelde neus - wil zeggen dat er op Tamino een ventilator stond gericht, en dat ik die bij dezen graag wil lenen.
Nummer drie: Tamino weet wat een goede cover is. Een tijd geleden pakte hij uit met ‘My Kind of Woman’ van Mac DeMarco (later vandaag nog te zien in dezelfde Barn), nu was het tijd voor ‘Seasons’ van Chris Cornell, uitgebeend tot z’n kleinste essentie. Amper begeleiding behalve één monotone baslijn, geen noot te veel of te weinig.
Nummer vier: zijn grote troef blijft - naast dat loeiende alarm dat-ie in z’n keel heeft zitten - zijn Arabische afkomst, die zich vooral roerde in nummers als ‘Sun May Shine’ en ‘So It Goes’. Nu weten we tenminste wat het zou geven als Thom Yorke in Egypte geboren was. De sfeer, in zijn eigen woorden: ‘Verdriet, maar met een rechte rug gebracht.’ Trouwens: ooit opgemerkt dat Tamino een geweldige Aladdin zou zijn? Ik zou alleszins auditie doen als z’n vliegend tapijtje.
Nummer vijf: snel gaat ‘m ook af. ‘W.O.T.H.’ (Will of This Heart) was een rocksong met drums die als rotsblokken van een bergtop donderden - in de toekomst nog van dat!
Nummer zes: goede teksten. Als u één regel wil onthouden, laat het er dan één zijn uit ‘Verses’: ‘Yesterday I was a word / Now I am a happy song.’ Een leugen - Tamino doet niet aan happy songs - maar een móóie leugen.
Nummer zeven: ‘Habibi’ blijft - ook achthonderdzevenennegentig luisterbeurten later - mysterie uitstralen. Je wordt uitgenodigd om te gaan loeren achter het hoekje van de straat waar u ‘s nachts niet met de hond zou gaan wandelen. Hij zong het nooit loepzuiverder, volwassener en — zo leek — kwáder, alsof hij met de song vocht, en won.
Nummer acht, en dan mag die ventilator komen: er waren weer veel mooie bordjes te lezen, maar op de beste stond een kekke samenvatting. ‘Tamino? Tamiyes!’ (vvp)
Traditioneel vuurwerk voor het eerst geluidsarm
Het vuurwerk dat Rock Werchter traditioneel net na het slotconcert afsteekt, zal voor het eerst in de geschiedenis van het festival geluidsarm zijn. Dat heeft burgemeester Jelle Wouters (CD&V) van Rotselaar zondag bekendgemaakt. ‘Het wordt een echt vuurwerk zonder knallen’, aldus Wouters. ‘De reden is dat de Werchterse festivalweide zich situeert in een gebied met heel wat bossen en weiden en dus in een zone waar ook heel wat dieren aanwezig zijn.’
Laurel: houthakkers met een hobby ★☆☆☆☆
Laurel is mooi, zingt mooi, en schrijft mooie liedjes op maat van zwoele zomeravonden, maar de band die ze naar Werchter had meegebracht was geen stuiver waard.
En dan hebben wij het niet over de technische problemen die de gitarist ondervond, waardoor hij de hele openingssong lang - ‘Same Mistakes’ geheten, o ironie - niet te horen was (ook zwaar knudde natuurlijk), wel over wat er te horen viel eens alles weer operationeel was.
Het was van een HUMO’s Rock Rally of zeven geleden dat wij nog een ritmesectie hadden gehoord die zo amateuristisch voor de dag kwam. Geen samenspel, geen lijm, geen ruggengraat, geen swing. Houthakkers met een hobby.
Harten breken, Laurel, vrienden verliezen, en vlug wat.(jub)
Lizzo: wat de Vesuvius is voor Pompeii:★★★★☆
Lizzo was voor de zondag van Rock Werchter wat de Vesuvius was voor Pompeii: een méér dan goede opwarmer.
Hoe Lizzo uitleggen aan iemand die haar nog nooit zag zwaaien met haar rondingen? Zij is het liefdeskind van Aretha Franklin en Nicki Minaj, het midden tussen een zelfhulpgoeroe, een kermisattractie en een natuurfenomeen, de missing link tussen gospel en rap, retrofunk en pop. Haar teksten gaan over jezelf graag zien, zoeken naar je gsm en dansen tot je voeten eraf vallen. Meest gebruikte woordje? Bitch. Meest voorkomende bijwerking? Ongecontroleerd kontzwaaien.
Lizzo vloog erin - The Barn zat afgeladen vol, aan het begin van de laatste dag, en dat zegt iets - als een Stinger-raket in een vliegtuigromp. Opener ‘Cuz I Love You’ diende om haar klok van een stem te etaleren: ze tuimelde over de toonladder als Whitney Houston op cocaïne - afijn, als Whitney Houston dus. Daar werd dan een ‘Can I get a Hallelujah?’ tussengesmeten, en een ‘Can I get a amen?’ Dat ze ooit nog in de kerk heeft gezongen, hoorde je ook in ‘Worship’, dat in het begin aan Sly & the Family Stone deed denken, en even later overging in ‘R.E.S.P.E.C.T.’
Haar stem was perfect naar voren gemixt - je hoorde elke inflectie, elke ‘mm-hmm’ - en een backing track was er niet, of stond muisstil: een zeldzaamheid in de hedendaagse pop. Dat past bij de filosofie van Lizzo: what you see is what you get. Zie ook: dat letterlijk en figuurlijk retestrakke roze lycrapakje waarin ze stond te shaken als Beyoncé. ‘Je redt de wereld door jezelf te redden,’ zei ze. ‘Zie jezelf graag.’ Als Macklemore daarmee afkomt, haast ik mij naar de pot, maar zij maakt de boodschap fun: ze straalt schaamteloos zelfvertrouwen uit, oneindig plezier, complexloze seksualiteit. Ze is een vrouw - a whole lotta woman, zelfs - maar ze danst met de vreugde van een kind.
Hoeveel manieren zijn er om ‘I don’t give a fuck’ te zeggen? Ontelbare, zo blijkt, en je kan het ook doen door je paardenstaart naar achteren te gooien, of door te twerken. Uit ‘Scuse Me’: ‘Scuse me while I feel myself / I don’t need a crown to know that I’m a queen.’ Schudden, die handel!
‘Water Me’ had danseressen op rolschaatsen in de aanbieding, ‘Soulmate’ was een break-upsong over de verwerkingsfase ‘tequila zuipen’, voor ‘Truth Hurts’ (bekend van de Netflix-film ‘Someone Great’) speelde ze ‘Daar komt de bruid’ met beats onder. Er werd in Lizzo-jasjes gedanst en met Lizzo-vlaggen gezwaaid, terwijl zij zich luidop afvroeg: ‘Zijn Belgen altijd zo stil? Y’all acting nice like we drinking muthafuckin’ tea!’ Naar Belgische normen ging nochtans het dak eraf. Klapstuk: de beste jazz flute-solo (in ‘Juice’) sinds Ron Burgundy in ‘Anchorman’.
Lizzo tierde onlangs: ‘Mensen die muziek bespreken zonder zelf muziek te maken, zouden werkloos moeten zijn!’ Gelukkig ken ik ‘Broeder Jacob’ op de piano, anders zou ik hier geen móóie, ronde vier sterren aan haar voeten kunnen neerleggen. (vvp)
Mahalia: vleesgeworden joie-de-vivre ★★★☆☆
Mahalia (spreek uit: Meheilja) kwam het podium van de KluB C opgedwarreld als de vleesgeworden joie-de-vivre. Als een woke wijf van 20 uit Leicester, die een goeie stem combineert met aanstekelijke souljazz'n'bpopsummervibes en een uitgebreide korf verhalen waarin ze vooral mikt op de kleine herkenbaarheid.
Die gaan over haar neiging om in een zatte bui steeds haar ex op te bellen ('Sober'), over een man waar ze zes jaar lang naar gesmacht heeft om hem, als ze eindelijk een relatie met 'm had, toch maar zelf te dumpen ('I Wish I Missed My Ex'), over de opdringerigheid van sommige mannen ('Do Not Disturb'), over one-night-stands ('One Night Only') - nogal vaak over de morsige neveneffecten van de liefde dus, eigenlijk.
'Proud of Me' werd sympathiek stuntelig aangekondigd met 'I hope you're all gonna be proud of my someday. This is 'Proud of Me'.' Een mooi 'Hold On' met 'Dansen jullie mee? Anders sta ik hier maar alleen te dansen en dat is zo awkward.'
Ze heeft een verleden (haar eerste platencontract tekende ze al op haar 13de), maar is vooral een stem voor de toekomst. Dat vond ook de BBC: Mahalia stond op hun jaarlijkse vogelpieklijst van aanstormende talenten. (Een lijst waar onder meer ook de Spaanse superster Rosalía, King Princess en Sea Girls, dit weekend ook allemaal op Werchter.) Ze timmert nog aan de weg, maar is overduidelijk uit het juiste hout gesneden. (fvd)
Yungblud: verrukkelijk vertier voor drie kwartier ★★★★☆
Wanneer de wallen onder je ogen de omvang krijgen van Hofstade Plage, is er altijd die ene fucker waarvan je vermoedt dat hij aandelen heeft bij de energiedrankleverancier van een budgetsupermarkt om keet te schoppen. Op dag vier van Werchter was Yungblud die fucker.
De tienertranen op de eerste rijen voor de Main Stage waren veelzeggend. Dominic Harrison – een prille twintiger wiens tong meer uit zijn mond hangt dan erin – betekent veel voor de jeugd van tegenwoordig. Als 16-jarige had ik Shakira, deze generatie heeft Yungblud. Hij maakt muziek vanuit het hart, met een opgestoken middelvinger die hij het liefst in de reet van Donald Trump wil duwen.
“I was born in a messed up century”, klonk het in ‘Parents’. Harrison is de spreekbuis van Generatie Nu. Hij is de reden dat het woord depressie niet langer een ongewenste gast is in bepaalde huiskamers. Hij spreekt vrijuit over de onderwerpen waarover de demonen in zijn hoofd debatteren. Een uitgeputte weide “I don’t want to be a loner” horen brullen, doet iets met eens mens – ook een cynische hond heeft namelijk gevoelens.
Hij maakt het verschil voor sommige mensen, en dat doet hij met muziek waar u én uw huisdieren mogelijks diarree van kunnen krijgen. Daar hadden wij geen last van – vreemd nochtans, na vier dagen op een dieet van afval te leven. ‘Medication’ was een van de vele nummers die naar Twenty One Pilots neigden, ‘Ice Cream Man’ was vintage Kasabian, ‘I Love You, Will You Marry Me’ hadden de Arctic Monkeys kunnen schrijven. Yungblud houdt de vinger aan de pols én heeft goed opgelet tijdens de lessen britpopgeschiedenis.
Er stond een grootvader met zijn kleindochter naar de show van de spring-in’t-veld uit Doncaster te kijken. Die man ging óók door de knieën toen dat gevraagd werd – en knieën zijn nu niet meteen het meest betrouwbare lichaamsdeel op die leeftijd. Yungblud beschikt over de overtuigingskracht die bij de getuigen van Jehova zoek is. Je kon je mateloos storen aan zijn fratsen, enthousiasme en muziek. Maar wie bereid was zich over te geven, zag een dijk van een show.
Als Yungblud in een jurk en met tot de schenen opgetrokken roze sokken wil optreden, doet hij dat gewoon. Als hij een regenboog op zijn gezicht wil verven of zijn kont wil laten zien, doet hij dat gewoon. Hij heeft lak aan meningen. Had iedereen een beetje Yungblud in zich, de wereld zou er beter aan toe zijn. De Brit is trouwens een man van zijn woord. “Praktische mededeling: deze band heeft beloofd allés kapot te spelen”, waren de aankondigende woorden van Stijn Van de Voorde. Het was niet anders.
Op de zevende dag schiep God een knettergekke kerel om ooit op een Groot Podium te staan. Vandaag was het zover. Yungblud bracht verrukkelijk vertier voor drie kwartier.
Black Honey op Rock Werchter: Niks moet, alles mag ★★★☆☆
#moetzjustniks. Dat was de hashtag waarmee Black Honey op het podium van The Slope stond. Zangeres en gitariste Izzy B. Phillips kwam zo uit een aflevering van Twin Peaks gestapt. En ze had advies mee voor het jonge festivalvolkje: “Laat je nooit aanpraten wie je moet zijn, wie je lief moet hebben”. Die boodschap werd ondersteund met aanstekelijke rocksongs, zoals ‘I Only Hurt the Ones I Love’. Phillips klonk op haar beste momenten als Nina Persson (The Cardigans) en werd in Werchter vocaal bijgestaan door haar gitarist en bassist.
Black Honey bracht aan The Slope een klein half uurtje vrijblijvende rockmuziek voor een zwoele zondag. Deze indie-bende uit het Britse Brighton bracht vorig jaar een titelloze debuutplaat uit, en staat nog aan het begin van hun verhaal. Ze kregen vlot de handen op elkaar bij de steeds aangroeiende groep toeschouwers. Zeker bij de aanstekelijke afsluiter 'Midnight'. Er kwamen wat pompende dreunen uit een doosje, en het groovende refrein greep recht naar je heupen. Phillips beloofde na het optreden iedereen op de wei te komen knuffelen. Dit was de juiste gangmaker voor het feest dat Yungblud nadien op het hoofdpodium bracht. (ww)
De Staat: dat verdiende een bloemetje ★★★☆☆
Voor een groep zo vroeg op de dag had De Staat wat aankleding betreft heel wat uit de kast gehaald. Ze hadden hun eigen lichtshow bij, en uiteraard hadden ze over hun kleren nagedacht. Dat verdiende een bloemetje.
Voor wie het niet weet: De Staat komt uit Nederland, is een kruising tussen Goose, Triggerfinger en Bloodhound Gang, en hun ‘KITTY KITTY’ werd eerder dit jaar door Soulwax in een geslaagde remix gegoten. Op Werchter openden ze met ‘Me Time’, een door synths aangedreven track van hun in januari verschenen nieuwe plaat ‘Bubble Gum’. De meeste songs van De Staat drijven op synths, en ook al vielen er op het podium bij momenten drie gitaren te bezichtigen, zelden klonkt er eentje zoals een gitaar klinkt als ze naakt uit de moederschoot komt.
Af en toe, als de zanger meer naar rappen dan zingen neigde, kwam er wat nineties crossover in hun al goed gevulde mix, op die momenten dat ik iets van de teksten verstond, vond ik dat eerder jammer, en bij sommige songs, zoals in het op plaat zo lekker klauwende ‘Witch Doctor’, leek het alsof ze hun kwaadste pak hadden aangetrokken om daarin kwaad te zijn, ver buiten de carnavalsuren. Maar slecht: zeker niet.
Lewis Capaldi: Goeie bal, lepe gladjakker! ★★★☆☆
Zoals James Blunt, die andere grootleverancier van twijfelachtig sentiment, kan Lewis Capaldi met zichzelf lachen. Zie: de interviews waarin hij zichzelf genadeloos fileert (“I’m a slightly overweight Scottsman who happens to like to sing”).
Zie ook: zijn reactie nadat Noel Gallagher van Oasis hem onlangs afzeikte - totale euforie. Gisteren wandelde Capaldi het podium van het Britse Glastonburyfestival op in een parka van het type dat Noel en Liam graag dragen. Eronder droeg hij shirt met Noels kop in een hartje. Het filmpje met Noels tirade speelde op de achtergrond. Well played, Sir.
“I have one question: do you like fucking rock-‘n-roll? Well, then you’ve come to the wrong place, my friend”, grijnst de leperd in The Barn. Zelfkennis is het begin van alle wijsheid. “Ik ga een aantal liedjes zingen en ik kan je verzekeren dat ze fucking deprimerend zijn”, klinkt het redelijk gemeend.
Tja, Capaldi’s songs mogen dan hemeltergend middelmatig zijn, in The Barn performt hij ze alsof zijn leven ervan af hangt. De erg jonge dames van zijn fanclub smullen er evenwel van. Ze trakteren hem zelfs op rode rozen. De smachtende hit ‘Someone you loved’ herleidt de meisjes in de tent tot een borrelend papje Cookies & Cream.
Nog een vermakelijke bindtekst: “I know I look like a man who has given up but ‘m fuckin’ sweatin’”. De aanmatigende manier waarop hij zijn muzikanten voorstelt, is even hilarisch: krek Walter Capiau in De Kinderacademie. De verjaardag van de gitarist grijpt hij dan weer aan voor een resem wrange grapjes over de dood. Generatie Z staat er heel eventjes verweesd bij. Goeie bak, Lowie.
Het is een verfrissende performance en ze valt goed bij een publiek dat kickt op Authentieke Beleving. Yep, Capaldi’s tranentrekkers doen het geloof in de popsterren van morgen resoluut verdampen - op dat vlak heeft ome Noel gelijk - maar dat maken Lizzo en Rosalía vandaag gelukkig meer dan goed. Laten we dus niet wanhopen.
Eén ster voor de muziek, vier voor het entertainment en de overgave. Drie in totaal dan maar? Lepe gladjakker. (svs)