Zweverig maar onweerstaanbaar
Dat complexloze popfeestje waarop u al een hele dag zat te wachten? Wel, dat werd u geserveerd door Lizzo in de veel te kleine FIVE-tent. De grote bek uit Detroit zette in een mum van tijd de hele keet naar haar hand, niet alleen met haar performance maar ook met haar stralende persoonlijkheid en het eraan verbonden oeverloze geklets.
Haar act zat hoe dan ook snor: Lizzo danste zich het pleuris aan de zijde van drie al even excentrieke danseressen die de ‘dirty’ in ‘dirty dancing’ op niet te versmaden wijze herdefinieerden. Zelf smeet de zangeres zich als een kamikaze in de strijd. Ze deinsde er niet voor terug als een gek te twerken met haar voluptueuze booty en te shaken alsof haar cholesterol er hoegenaamd niet van af hing. In haar teksten en haar videoclips stelt Lizzo om de haverklap de heersende schoonheidsidealen in vraag. Da’s top, alleen klonk haar gepreek op Best Kept Secret één keertje teveel als het zweverige advies van een zelfhulpgoeroe. Nu ja, als ze daardoor verwerpelijke fenomenen zoals body shaming de wereld kan uithelpen: knock yourself out, girl.
Haar nét niet te gladde, erg funky r&b-pop deed de rest. De robofunk van ‘Boys’ bracht de erg uitgelaten tent nog harder aan de kook, ‘Soulmate’ ratelde als gek door onze botten en ‘Tempo’ - oorspronkelijk een duet met Missy Elliott - deed de bewonderaars tot ver buiten de tent dansen, zelfs toen het opnieuw zachtjes begon te regenen. “Slow songs, they for skinny hoes /Can't move all of this here to one of those /I'm a thick bitch, I need tempo”, kweelden u en wij met haar mee, onverstoord drillend met de billen.
Jammer dat ze zo vaak hengelde naar publieksparticipatie. De overdaad aan meezingspelletjes en oproepen tot meewiegen - zélfs tijdens de straffe gospelballade ‘Jerome’- haalde de vaart uit de set en zoog de broodnodige bluesy charmes uit de vertolkingen. Jill Scott, een geestesgenote van Lizzo, vertelt ook graag uitgesponnen verhalen tijdens haar concerten maar wanneer ze aan een song begint, heeft ze niet meer nodig dan haar stem om de zaal te overrompelen. Bij Scott regeert het Gevoel, de gospel, niet de vrees dat de korte aandachtspanne van het publiek roet in het eten zal gooien. Zie ook: Erykah Badu, die zonder dommige spelletjes het Heilige Vuur brandende houdt tijdens concerten. Lizzo kan er nog veel van leren.
Maar goed: onweerstaanbare pop heeft ze sowieso in huis. Zoals ‘Juice’, ook bij ons een radiohit, die ons met een freaky Joker-grijns van oor tot oor weer de nacht instuurde. Topmeid. Lekkere show.
Hersenloos amusant
Kwatongen zullen beweren dat God de hemelsluizen expres uit slaapmodus haalde aan het eind van Carly Rae Jepsen. Vrijgevochten zielen, daarentegen, kwamen tot dezelfde conclusie als wij: er is niets mis met simpel popentertainment.
Eerst de feiten: Carly Rae Jepsen is de doppelgänger van Lindsay, de zus van Christoff. Dat klinkt schrikwekkend, maar de hoempapa waarmee de Canadese popzangeres in Hilvarenbeek aanmeerde, lag mijlenver van het werk van haar Ninoofse schijnzus. ‘Julien’ en ‘Run Away With Me’ boksten in de gewichtsklasse van Taylor Swift en andere EDM-poppers. Kortom: ze brengt jaren 80 pop in een hedendaagse outfit – weinig origineel, maar catchy is voor zover wij weten geen exotische ziekte.
Ze presenteerde zondagavondvertier zoals je het doorgaans wil op een zonnige zondagavond. Hersenloos, soms. Amusant, meestal. Op het podium gebeurde er weinig, want Carly Rae Jepsen is allergisch aan megalomanie. Monsterhit ‘Call Me Maybe’ werd al vroeg voor de leeuwen gegooid. “Dom, zo snel je kruit verschieten”, dachten wij, maar eerlijk? Wat volgde, met ‘Party For One’ en ‘I Really Like You’ aan kop, was dansen met het verstand op nul.
Carly Rae Jepsen was dit weekend de rare snuiter tussen de indiekids. Er valt over te discussiëren over haar prominente plek op de affiche, maar ach, het was plezant en soms hoeft het niet meer dan dat te zijn.
Christine and the Queens: "fuck the norm!"
De headliners van Best Kept Secret toonden drie verschillende gelaten. Een ingetogen Bon Iver palmde vrijdag het hoofdpodium in. De statische man-machines van Kraftwerk mikten zaterdag dan weer meer op het hoofd dan de heupen. En de headliner op zondag moest het op zijn beurt hebben van dynamiet en dynamiek. Christine and the Queens bracht letterlijk en figuurlijk een flitsend spektakel.
Alsof West Side Story, Michael Jackson en theatraal chanson het in de coulissen op een akkoordje hadden gegooid: zo kwam de show van Christine and the Queens over. Frontvrouw Chris danste, zong de sterren van de hemel, liet en passant wat vuurwerk knallen en heest zichzelf via de lichtinstallatie dramatisch naar de nok van het podium. Wat een vrouw, wilden we bijna verzuchten. Bijna, want de mutatie van zichzelf die zelfverzekerd het podium verkende, liet zich niet kooien door kunne. Chris oogde half macho, half ongrijpbaar.
Drie edities geleden beleefde ze haar vuurdoop op Best Kept Secret. Wie zich toen niet uit het veld liet slaan door wat regendruppels - zeg maar een heidense plensbui - was getuige van één van de meest sexy concerten van die dag. Christine and the Queens overtuigden moeiteloos met een losse choreografie, songs in een charmant franglais, een handvol hits, en een handvol geleende hits van Technotronic, Stardust en Tame Impala.
Zondag kon het verschil niet groter zijn. Christine zette de schaar in haar lokken en naam, terwijl het schuchtere vogeltje van weleer ontpopt bleek tot een androgyn superwezen. Alleen het weer lijkt even hetzelfde te worden: een bliksemschicht licht op aan de einder, maar de onweersbui trekt nét voorbij de Beekse Bergen.
Wat een geluk, want de knallende beats en broeierige electro-funk volstonden al om een onweer op het podium te fingeren. Haar dansgroep speelde net als zij met gender. En met hen allemaal dolde Chris in een zinnelijk spel van aantrekken en afstoten. Rauwe lust en schaamteloze seksualiteit gaven de toon aan. “Fuck the norm,” riep ze ook wat overbodig tussen twee songs in. De hele set ademde immers normeloosheid.
Maar ook in de broze intermezzo’s schittert Chris. Ze stelt zich bij wijlen zelfs zo klein en kwetsbaar op, dat je ontroerd moést worden door ‘5 Dols’ en ‘Saint-Claude’. Moedig en mooi: zo eindigde de zevende editie van Best Kept Secret.
Onweer op komst
The Raconteurs: wat een comeback
The Raconteurs zijn de dubbele espresso waar we al een hele vooravond naar snakken. Een energiestoot van heb ik je daar. ‘In ‘Consoler of the Lonely’ en ‘Level’ dienen de gitaren het super-opgewonden publiek elektroshocks toe.
Ook de melodieuze, aan The Beatles schatplichtige songs treffen doel. Zie: ‘You don’t understand me’, met een driftig op de piano tokkelende Jack White die ook nog eens een prachtige zangharmonie met zijn co-kapitein Brendan Benson de tent inflikkert.
Geinig trouwens om die venten met elkaar in duel te zien gaan: Jack het haantje en Brendan de bescheiden songsmid. Jagger en Richards. Riggs en Murtaugh. Ren en Stimpy. Euh...zoiets.
“Altijd fijn om weer naar Amsterdam te kunnen komen”, zegt een enthousiaste Benson. “Beautiful people, beautiful marijuana.” Dat klopt, Brendan, alleen ben je in Hilvarenbeek. Geen idee eigenlijk of daar goeie koffieshops zijn.
‘Top Yourself’ is zo’n rauw riff-a-thon dat de gensters in het rond spatten en het publiek na afloop geen blijf meer weet met zichzelf.
Het nieuwtje ‘Help Me Stranger’ is dan weer de perfecte radiosingle, althans voor die zenders die niet voor de volle honderd procent op de urbankar zijn gesprongen. In de TWO-tent blijft ook die song overeind, met dank aan zijn potige, schurende ritme.
De hits doen het tentzeil haast scheuren: een bombastisch ‘Many Shades Of Black’, waarin Benson amper aan de hoge noten geraakt en ‘Steady as She Goes’, gepimpt tot een massieve hardrocksong vol stuiptrekkende blues.
Deze BKS-show was een stuk gebalder en krachtdadiger dan het Raconteursconcert in het Koninklijk Circus in Brussel, eerder deze week. Wat een comeback.
Surfen op een tsunami
Kate Tempest bezit een bijzondere gave. Ze hoeft nog maar een trilling door haar keel te jagen, en je hangt aan de dichter, performer en rapper d’r lippen. Het is echter de kunst om een festivalpubliek op de laatste dag van a tot z te boeien.
Op een avond dat onze aandachtspanne is afgezwakt tot die van een vijfjarige ADHD’er is het niet altijd makkelijk om bij te les te blijven. In deze temperaturen zijn wij trouwens al lang blij dat we onze naam herinneren. Dus nee, surfen op een tsunami van maatschappijkritiek stond niet bovenaan onze bucketlist. Die omstandigheden hebben - eerlijk is eerlijk - onze ervaring ietwat beïnvloed.
Maar Kate Tempest is niet zomaar een slam poet. Ze doet aan punk met fluwelen handschoenen. Ze oogt ongevaarlijk, maar als ze praat, ratelt of ijlt, kaapt de Britse dertiger je brein en stompt ze er met welgemikte woorden en broze beats wijsheid in voor jaren. Rechts van Kate Tempest staat iemand die de muziek de tent in jaagt, links pronkt een groot scherm, maar het is de vrouw in het midden die fascinerende blikken toegeworpen krijgt.
Over twee weken verschijnt haar derde album The Book of Traps and Lessons. Ze greep met haar eerste twee platen telkens naast een Mercury Prize. Ze verdient die belangrijkste Britse popprijs als geen ander.
Blik op oneindig, avondzon in de nek
Stond Kurt Vile daar nu niet te smélten in zijn jeans en ruitjeshemd? Hopelijk was het er niet eentje van flanel. Het strand staat bomvol voor de Amerikaanse slacker, ook al speelt hij muziek die men niet meteen associeert met sea, sex and sun.
Maar kijk, dan zingt hij plots “I was on the beach but I was thinking about the bay” en kijk je met een beate glimlach om je heen, op zoek naar instemmend geknik. De wonderen zijn de wereld niet uit.
Tijdens ‘Pretty pimpin’ en ‘Bassackwarts’ staan de meest oververhitte fans wiegend pootje te baden in het meer. Bij Vile moet je chillen, of dat nu aan de waterkant is of apathisch waspoeder snuivend op de slaapkamer van je lief.
“Dit liedje gaat over een mooie dag als deze”, zegt Vile vooraleer hij een extra slome versie van ‘Wakin on a pretty day’ in zet. Nope, bindteksten zijn nooit zijn sterkste kant geweest. Het BKS-publiek staat erbij en kijkt ernaar, biertje of hamburger in de hand, de blik op oneindig, de ondergaande avondzon in de nek. Vile speelt immers op een moment waar de magen beginnen te grommen en een vermoeidheidsklopje de aandacht laat verslappen.
Vile geeft zijn helden Stephen Malkmus en Liz Phair een shout out. Van hen heeft hij geleerd op geheel relaxete wijze zijn stinkende goesting te doen. Zo kabbelt zijn concert gezapig voorbij.
En wij zijn toe aan een stevige wake-up call. Van The Raconteurs bijvoorbeeld?
Fel en uitgedroogd
Princess Nokia had het nodige kunst -en vliegwerk bij om haar act mee te kruiden: twee wild shakende, drillende en krumpende dansers die zich uitsloofden op publieksfavorieten als ‘Tomboy’ en ‘Kitana’, al dan niet getooid met felkleurige pruiken.
Nokia, zelf in het felwit uitgedost, sloofde zich uit voor ons met zweterige danschoreografieën en raps zo verbeten dat we er bijna voor achteruit deinsden. “Don’t you fuck with my energy”, spuugde Nokia over de aardedonkere beats van haar dj. Een oogwenk later liep ze vrolijk te salsaën op een flard stomende latin. “Ik heb het medisch advies gekregen om niet te fel te bewegen omdat ik uitgedroogd ben”, klonk het. Nou, dan sloeg ze dat toch maar mooi in de wind.
De uit Harlem afkomstige rapper kon op veel bijval rekenen op BSK. Na de gigantische overdosis gitaren en songwriters van de voorbije festivaldagen waren we immers aan een lekker fris mopje hiphop toe. Mieters, alleen slaagde Nokia’s weerbarstige, soms grimmig-militante stijl er niet over de hele lijn in het feestje aan te zwengelen. Doet natuurlijk niets af aan haar klasse.
Gelukkig voegde ze op tijd en stond een likje r&b toe aan haar sound en doorspekte de dj haar set met classics uit hiphop, reggae en dancehall. Of liep ze uitdagend te kronkelen en te twerken over het podium met haar rondtollende dansers. Maar we genoten pas écht wanneer ze haar rauwste raptracks bovenhaalde, zoals het broeierige ‘ABCs of New York’. Dat de rapster om de haverklap aan de dj booth stond om instructies te geven, haalde jammer genoeg te vaak de vaart uit deze show.
Nostalgie waar je liever niét aan herinnerd wil worden
Druk, druk, druk aan de waterkant van stage ONE. Vóór het podium daarentegen kan je de weinigen die voor cultgitarist Liz Phair de verzengende hitte staan te trotseren hoogstpersoonlijk de hand schudden op drie minuten tijd. Nooit eerder deze editie ging de ocharme-zo-zielig-factor verder in het rood.
Liz Phair uit de States heeft in de jaren negentig één noemenswaardige plaat op de wereld gezet en ze is niet alleen op gebied van haar vestimentaire keuze - een witte jeans met pijpen van hier tot in Kobbegem - in het verleden blijven hangen. Ook haar songs ruiken naar nostalgie waar je liever niét aan herinnerd wil worden.
Hedendaagse rockers als Soccer Mommy, Snail Mail en Pip Blom zouden blijkbaar bewonderaars zijn. O wat zijn we blij dat zij niet als de Liz Phair klinken die zonet op Best Kept Secret speelde.
Charmant bezopen
“Hi everybody. Thanks for coming at 3:45!” riep Malkmus ons toe. Met zijn kornuiten haalde hij meteen ‘Cast Off’ onderuit en het olijke, nog steeds onweerstaanbare ‘Bike Line’ waarin zijn gitaar smerig knarste. Iets anders zouden we van de Pavementfrontman niet pikken. Goeiemiddag, zeg. Er hing hoe dan ook een uitgelaten sfeertje in de tent, misschien omdat bovengenoemde slackerband uit de nineties zopas aankondigde opnieuw de hort op te gaan.
Malkmus koos in de Beekse Bergen voor zijn meest tintelende solosongs, om het festivalpubliek te plezieren. Zoals het koddige ‘Future Suite’ of het charmant bezopen ‘Lariat’, waarin Malkmus ongecontroleerd de tekst blaatte.
Knullige wahwah’s, doelloze gitaarsolo’s, in galm gedrenkte stoner-synths: ‘t Blijft toch een balorige puber, die nonkel Steph met z’n dikke bles over het voorhoofd. Hij zweert bij een indierocksound die vandaag opnieuw in trek is dankzij jonge goden zoals Kurt Vile en Mac DeMarco. Tja, wie lang genoeg vasthoudt aan zijn eigen vertrouwde formule wordt vroeg of laat weer hip.
Dat Malkmus een goeie songwriter is gebleven, toonde hij op BKS met een intens ‘Middle America’. Of hij rockte onze sokken eraf, gewild meewarig als de versufte motherfucker die hij is, in het kaduke ‘Shiggy’ of in het hobbelende ‘Stick Figures in Love’: indie-vertwijfeling op het randje van een delirium tremens. Schol!
Beter met zwart
Wanneer Fenne Kuppens van Whispering Sons vanop de bühne van FIVE voor zich uit tuurt, ziet ze voorhoofden die blinken als een bowlingbal, zweetvijvers die ongezonde proporties aannemen en honderden mensen die in de verte verkoeling zoeken in het meer van Hilvarenbeek - een tafereel dat, wanneer Whispering Sons het onderwerp is, staat als een tang op een varken.
Als je tien mensen een tableau zou laten kiezen dat de sfeer van de Limburgse postpunkers vat, zal niémand voor een werk met hemelsblauw of pasteltinten kiezen. Whispering Sons doet niet aan kleur, en de reden is simpel: omdat er slechts weinig bands zijn die beter staan met zwart. Fenne Kuppens proclameert op Best Kept Secret als de vurige minister-president van een onderland waar de bloemen nooit bloeien en er bloed uit de kraan stroomt. De soundtrack die daarbij hoort, is dreigend, sluw en begeesterend in de meest intense zin van het woord.
“Dat was fantástisch”, regende het nadien lof in de Beekse Bergen. Nederland maakte zonet kennis met een van de spannendste Belgische exportproducten van het moment. En hoe!
Het is fuckin' warm in de Beekse Bergen. En dat ligt heus niet alleen aan de hot acts.
Big Thief: ijzige Welschmerz
“Real love makes your lungs black / real love is a heart attack”. Big Thief blies het oververhitte festivalvolkje ‘s namiddags koelte toe met ijzige Weltschmerz. Frontvrouw Adrienne Lenker liet haar melancholie over tedere americanariffs zwalpen, haar band deed even robuust en wispelturig aan als Wilco. Da’s een compliment. Live ronkt en rolt het uit Brooklyn afkomstige Big Thief een stuk vervaarlijker dan op zijn bejubelde derde plaat UFOF, waarop de band vooral frêle klinkt en slechts sporadisch weerbarstig uit de hoek komt.
Wat een heerlijk verraderlijke groep is dit toch. Lenker schetste achteloos bloederige tableaus zoals in de wiegende, tranerige countryrock van ‘Shoulders’ (“They found you in the morning / the blood was on your shoulders / They found you at the corner / your head was doubled over”). Of ze smeerde dikke plakken balsem op onze fragiele zieltjes in ‘Contact’. “Wrap me in silk/ I want to drink hour milk / You hold the key / you know I’m barely, barely” klonk het cryptisch, net voor korzelige gitaren het liedje opslokten in een woeste golf noise, zoals een tornado dat met een stuurloos rubberbootje zou doen.
Hecht gespeeld bovendien, met muzikanten die geconcentreerd de ogen sloten, met de tanden knarsten of gepijnigd fronsten. Kan ook aan de hitte in de tent hebben gelegen maar het oogde prachtig. Songs werden doorspekt met gekke vogelfluitjes, zochten een hartslag lang de geruisloosheid op en mondden niet zelden uit in hartverscheurende, metalig galmende gitaarsolo’s. Of ze kozen onverdroten het folky pad zonder belegen te klinken. In het slepende ‘Mary’ verloor Lenker zichzelf in bitterzoete romantiek en archaïsch aandoende rurale poëzie voor 21ste eeuwse stadslui. Unheimisch, tout court. Onnodig te zeggen dat het publiek aan haar lippen hing.
Puike band, straffe songs, memorabel concert.
Zondag, rustdag.
Tussen kunst en kitsch
Et c’est parti! Dag drie. Ken je dat, dat je tussen een zonneslag en een brute kater schommelt? Dat je op flanellen benen loopt, goed en kwaad aan het badmintonnen slaan in je hoofd en dat je darmsysteem alarmfase rood slaat? Dat gevoel hangt in de lucht in tent TWO, waar Julia Holter de debatten opent.
Het is een moeizame bevalling. Door de collectieve uitputting enerzijds, door de muziek anderzijds. Julia Holter schrijft geen nummers die je op een lege maag kan verteren. Ze doet aan avant-garde, ergens tussen opera en experiment, waarin chaos regelmatig over de vloer komt. Zeggen dat zoiets niet thuishoort op Best Kept Secret, is de waarheid oneer aandoen, al is een laatste festivaldag openen in een veel te grote tent eerder een vergiftigd geschenk voor Julia Holter.
‘Feel You’ weekt een voorzichtige heupbeweging los, de vele songs uit haar recentste worp Aviary lokken een frons uit. Julia Holter maakt muziek als een harlekijn uit de commedia dell'arte: de ene noemt het kitsch, de andere kunst en het merendeel heeft er geen mening over.
Met man en machine vergaan
Hun muziek vormde de blauwdruk voor hiphop en techno. Ze waren de pioniers van de elektronische muziek. En ze hadden kèkke 3D-brilletjes in voorraad voor het publiek! Met Kraftwerk tekende Best Kept Secret voor een uniek concert in open lucht.
Al dacht niet iederéén hetzelfde over de Duitse groep die machines tot leven liet komen in de Beekse Bergen. De statische show stuwde heel wat jonge bezoekers al snel richting andere podia. Toegegeven: helemaal fout zaten die jonkies niet. Een oudere generatie zag een historische Man-Machine, de tieners en twintigers waren getuige van vier oude mannen op leeftijd die netjes op een rij, roerloos achter hun keyboard bleven staan.
Echt wervend was het optreden niet voor die nieuwe zieltjes, ondanks de vindingrijke projecties en de kleine, wrange grapjes die de groep af en toe in de set smokkelde. Zo kwam “Fukushima” ook ineens voorbij in ‘Radioactivity’, naast Harrisburg, de atoombomaanval op Hiroshima en de nucleaire site van Sellafield.
Maar voor een frisse sound moest je zaterdagavond niet bij Kraftwerk zijn. De legendarische muziek bleef moeiteloos overeind, maar eigenlijk had het concert één natte vinger in het stopcontact moeten houden. Knetteren kwam er niet aan te pas, zelfs ondanks een fabuleuze Tour de France-suite.
Stalen cojones
Vanachter haar desk oogt SOPHIE als een soort lugubere führer: een wraaklustige Stepford Wife wier diepdonkere horrorambient ons de stuipen op het lijf jaagt. Of uitzinnig doet dansen zoals ‘Take me to Dubai’, een verraderlijke technokarikatuur.
‘Burn Rubber’ had van TNGHT kunnen zijn: groteske postdubstep met loeiende, klinische klankeffecten. De krakende industriële soundscape die volgt, lijkt vooral het clubvolkje te willen wegjagen. SOPHIE teistert de trommelvliezen zoals noiseterroristen à la Merzbow, Pita en Pan Sonic dat in het verleden deden: woest en meedogenloos, bij momenten hyperdigitaal, van bezieling ontdaan, als een opgestoken middelvinger naar de popconventies. SOPHIE is één groot, schreeuwerig, ongemakkelijk in het vel zittend statement. Media-critica, transgender-activiste, performance-artieste, enigma. Iedereen in de tent wil weten wie de zwijgzame SOPHIE is. Wat ze wil.
Onderwijl beweegt ze nauwelijks achter haar desk. We zien haar zacht heen en weer wiegen terwijl ze de machines bedient. Een silhouet gevangen in paars licht. De ijselijke stemsamples lijken uit reclameclips voor schoonheidsproducten geplukt, de epileptische elektronica zou uit de helse koker van Autechre kunnen komen. U danst er zichzelf joelend de vernieling bij in. Als u tenminste het monsterlijke klankenbombardement verdraagt. De TWO-tent is nog niet half gevuld en blijft leeglopen. SOPHIE neemt geen moment gas terug, kiest zelfs voor radicalere noise. Wie blijft, heeft stalen cojones. Kraftwerk was beslist anders.
Flipperkast met een stuk in je kloten
Ze bestáán, de dagtrippers waarbij de naam Kraftwerk de heupen niet aan het waggelen brengt. Vreemd? Als het alternatief Borokov Borokov – een rariteitenkabinet uit Antwerpen met (ex-)leden van Bed Rugs, Shy Dog en wijlen The Hickey Underworld – heet, valt er iets voor te zeggen.
Borokov Borokov is de flipperkast waarin het, met een stuk in je kloten, aangenaam vertoeven is. Je vliegt van elektronica over gabber naar disco, en als je geluk hebt, beland je in onorthodoxe popcompositie die uit de synths van – welja – Kraftwerk op een katerige zondagnamiddag had kunnen komen.
De paar honderd aanwezigen aan stage SEVEN dansen zich een halve beenbreuk, terwijl nostalgici er in de verte een kniezwengel tegenaan gooien aan ONE, en dat is bijhoorlijk veelzeggend. Want wie heeft statische gepensioneerde Duitsers nodig als vier Antwerpse weirdos óók in dansbaar spul dealen?
Mac DeMarco: een amusante rockster
Is het te voorbarig om Best Kept Secret 2019 nu al tot het jaar van de vreemde vlerk te dopen? Met de groeten van Mac DeMarco.
Yves Tumor, John Grant en Shht scheerden deze editie hoge toppen, maar Mac DeMarco legt de lat op een hoogte waar Tia Hellebaut zelfs tijdens haar hoogdagen niet mee flirtte. Elfendertig misplaatste vreugdekreten, handstand met een sigaret in de mond, ostentatief schaterlachen middenin een song, banale bindteksten als “shake your butthole”, absurdistische trekken uit de school van Spinal Tap, vertellen dat je dynamiet hebt verstopt in het meer van Hilvarenbeek: in het uur dat Mac DeMarco over Best Kept Secret regeerde, was er meer controverse dan in het volledige leven van Simonneke uit Thuis.
Was er ook muziek? Jazeker! “Last time I was in the Netherlands I wrote a song called ‘Joppiesaus’”, grinnikte de prins van Absurdistan veelbelovend, al was het resultaat teleurstellend. Wél goed: de slackerpop van ‘Salad Days’, ‘Nobody’, ‘Ode to Viceroy’ of ‘Another One’. Hoewel ze elke halve minuut werden verstoord door de stoten van een van de bandleden, was de show van Mac DeMarco geen complete aanslag op onze buis van Eustachius. Meer nog: DeMarco wéét hoe hij een popsong moet assembleren.
Mac DeMarco, de eikel die vroeger ongetwijfeld flippo’s pikte en in de schoenen van zijn klasgenoten kakte, is een rockster geworden. En het was nog uiterst amusant ook.